Deze week presenteerde de regering de begroting voor 2023, met een wel erg grote impuls voor de koopkracht. Deze beleidswijzingen komen voor een deel boven op het regeerakkoord, dat al veel extra uitgaven voorzag. Het pakket is behoorlijk groot en zal een opwaarts effect hebben op het bbp en de inflatie drukken. Dat laat Marcel Klok (foto) weten. Hij is Senior Economist van ING Nederland.
Ongekend grote extra zak geld
De extra netto-uitgaven van het koopkrachtpakket bedragen €15,5 miljard (1,6% bbp) ten opzichte van al bestaande plannen. Dit is een opmerkelijk en ongekend groot bedrag voor de augustusbesluitvorming. In 2022 werd ook al zo’n €7 miljard aan vergelijkbare maatregelen uitgegeven. Het nieuwe pakket gaat zo gezien in 2023 om een extra netto-uitgaven-impuls van een kleine €9 miljard (0,9%) ten opzichte van dit jaar.
Veel beleid van 2023 een jaar verlengd, maar ook tijdelijk extra toeslagen
Het grootste deel van de maatregelen is tijdelijk. De belangrijkste tijdelijke koopkrachtmaatregelen betreffen het doortrekken van maatregelen die ook in 2022 zijn genomen: de (aanvankelijk zelfs genereuzere versie, en nu op de schop staande) energiebelastingverlaging, €1.300 euro energietoeslag voor lage inkomens, verlaging van brandstofaccijns en de verhoging van de zorgtoeslag, naast kleine maatregelen als verhoging van de studiefinanciering voor uitwonenden.
Structureel vooral veel extra geld naar uitkeringen
€5,3 miljard van de uitgaven gaat naar structureel nieuw maatregelen. Daaronder vallen verlaging van het tarief in de eerste schijf van de loon- en inkomstenbelasting, verhoging van de arbeidskorting, het hogere kindgebonden budget, huurtoeslagverhoging, en vooral ook de gevolgen van verhoging van het wettelijk minimumloon met ruim 10%. Dat laatste stuwt de uitgaven aan gekoppelde uitkeringen als bijstand en AOW omhoog.
Vooral bedrijven en toekomstige generaties betalen
Extra maatregelen worden slechts deels gedekt door hogere inkomstenmaatregelen (€7,1 miljard). Dat betekent dat de staatsschuld verder oploopt (+1,7%). Eenmalig wordt ook €2 miljard meer opgehaald via een hogere mijnbouwheffing. Deels betreft de dekking een meevaller van €2,3 miljard extra gasbaten. Belangrijkste structurele maatregel is de verhoging van het lage vennootschapstarief van 15% naar 19%, waardoor meer belasting op bedrijfswinst wordt betaald.
Fors positief en nivellerend effect op koopkracht
Het koopkrachtpakket doet wat het beoogt: de koopkrachtplaatjes verbeteren in doorsnee (+3,3%) in 2023 heel sterk door het nieuwe beleid, hoewel over twee jaar bezien de daling van de koopkracht niet helemaal een halt toegeroepen wordt.
Tegelijkertijd werkt het beleid nivellerend: de lagere inkomens profiteren het meest en het lijkt er zelfs op dat de mediane koopkracht van de 20% armste huishoudens er in twee jaar tijd per saldo op vooruit gaat. Dat betekent overigens niet dat het pakket erg goed gericht is op de meest kwetsbaren. Ook de koopkrachteffecten voor hogere-inkomensgroepen zijn fors positief.
Armoede en betalingsrisico’s vallen fors terug
Opvallend is verder dat dat het aandeel van de bevolking in armoede flink afneemt (tot 5,8%). Dat is onder het niveau van 2019 (6,0%). Ook het aantal huishoudens met een betaalbaarheidsrisico voor de kosten van levensonderhoud neemt naar schatting flink af, naar ruim een half miljoen. Een aantal dat vergelijkbaar is met het aantal in januari 2021, toen de inflatie nog een magere 1,6% was en energiekosten nog geen grote zorg waren. Dit betekent dat de onderkant van de inkomensverdeling flink geholpen wordt.
Meer bestedingen, maar lagere inflatie
Meer koopkracht voor het gros van de huishoudens en met name voor lage inkomens betekent een gunstigere consumptieontwikkeling. Dat is de hoofdreden dat de bbp-raming van het CPB voor 2023 met 0,4% is verhoogd naar 1,5%. Normaliter zorgen extra bestedingen bij hoge bezettingsgraden voor extra inflatie, maar omdat een aantal maatregelen direct de prijzen verlaagt is het geschatte inflatie-effect per saldo negatief. Dit is ook de reden waarom het beleidspakket zo’n grote impact heeft op de koopkracht.
Resterend huiswerk: energieprijsplafond vervangt verlaging energiebelasting
Deze cijfers zijn indicatief, want op de dag van presenteren was de Miljoenennota al achterhaald. Er wordt vooral nog gewerkt aan een energieprijsplafond voor huishoudens en bedrijven die weinig energie verbruiken. Tot een gemiddeld verbruik wordt de energieprijs met een overheidssubsidie gemaximeerd, voor alles daarboven blijft de ongesubsidieerde marktprijs gelden. Dit zou voor een gemiddeld huishouden een slok op een borrel betekenen: de overheid schat het effect op €2.280 per jaar.
Niemand weet nog precies hoeveel deze maatregel gaat kosten. Schattingen variëren van €5 miljard tot €15 miljard. Huishoudens zouden hier al vanaf november 2022 van mogen profiteren vanwege een met energiebedrijven afgesproken verlaging van voorschotbedragen.
Hoe de subsidie precies betaald wordt, is ook nog ongewis. In ieder geval wordt de energiebelastingverlaging ervoor geschrapt (€5,4 miljard). Ook zijn er Europese voorstellen voor afromen van overwinsten van (met name duurzame) energie. Mogelijk wordt in het voorjaar van 2023 nog naar meer dekking gezocht.
Kans dat pakket te groot blijkt en voor oververhitting zorgt
De kans is groot dat het energieprijsplafond nog genereuzer uitpakt dat het oorspronkelijke plan. Hoe dan ook biedt de regering heel veel koopkrachtondersteuning in 2023. Zoveel zelfs dat de kans bestaat dat dit achteraf te veel was. Daarmee bestaater een risico voor meer opwaartse druk op de inflatie dan momenteel geraamd, meer krapte op de arbeidsmarkt en daarmee samenhangende vertraging van andere overheidsplannen die ook schaars personeel vergen. Positief aan het pakket is dat veel minder huishoudens, vooral aan de onderkant van de inkomensverdeling, zich zorgen hoeven te maken of ze rond kunnen komen. Maar twijfelachtig is of zo ongericht een koopkrachtkanon van deze omvang afgeschoten zou moeten worden, besluit Marcel Klok.