Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Nederlandse interieurfabrikanten kreunen onder domino-effect van industriële malaise

De Nederlandse industrie kreunt onder hoge kosten, personeelstekorten en toenemende internationale concurrentie. Een direct gevolg: steeds meer fabrieken sluiten hun deuren, ook binnen de interieurbranche. In de afgelopen zes maanden ging het licht uit bij Nederlandse producenten als BSM Factory, Matrassen Textiel Fabriek, Parketfabriek Van Kesteren en recent nog bij Dutch Mirror Factory. De grote vraag is: wat gaat er mis?

De industriële sector noteert inmiddels de meeste faillissementen van alle sectoren in Nederland. In april gingen ruim 33 bedrijven per 100.000 industriële ondernemingen failliet, tegenover 26 in dezelfde maand een jaar eerder. Vooral energie-intensieve productielocaties trekken de stekker eruit, onder druk van torenhoge energielasten, stijgende loonkosten en concurrentie uit het buitenland die tegen aanzienlijk lagere kosten kan produceren.

Interieurketen voelt de impact
Hoewel de zwaarste klappen eerst vallen bij de zware industrie zoals staal en chemie, sijpelen de gevolgen snel door naar sectoren die sterk afhankelijk zijn van binnenlandse productie. Meubelwinkels, stoffeerders, keukenspecialisten en toeleveranciers van halffabricaten merken inmiddels de pijn. Minder lokale productie betekent langere levertijden, grotere afhankelijkheid van import en stijgende prijsdruk.

"De hogere energiekosten raken alle schakels in de industriële keten, ook de maakindustrie", zegt Albert Jan Swart, sectoreconoom Industrie bij ABN AMRO, tegen NU.nl. "Als bedrijven hun investeringen terugschroeven of zelfs stoppen, verstoort dat de hele toeleveringsstructuur."

Energiekosten als structureel probleem
Een van de grootste boosdoener? De energieprijs. Nederlandse bedrijven betalen gemiddeld 95 euro per megawattuur stroom, tientallen euro's meer dan in buurlanden als Duitsland en België. Deze structurele achterstand komt deels door hoge nettarieven en dure elektriciteitsproductie via gascentrales. Voor producenten die werken met drooginstallaties, persen of CNC-machines (standaard binnen de interieurproductie) zijn deze kosten nauwelijks nog houdbaar.

De overheid biedt enig soelaas, onder meer door het bevriezen van de CO₂-heffing en het schrappen van de geplande plasticheffing. Toch uiten ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland kritiek: de huidige energiekortingen zijn onvoldoende gericht op het energie-intensieve mkb, waardoor veel interieurbedrijven buiten de boot vallen.


Dubbele tegenwind
Naast de energieprijzen vormt ook de rentestand een forse hindernis. De industrie is kapitaalintensief; investeringen in machines, automatisering en productielocaties zijn cruciaal. Sinds de renteverhogingen van 2022 zijn deze investeringen een stuk minder haalbaar. Voor veel kleinere fabrikanten of familiebedrijven in de interieurbranche betekent dit het verschil tussen doorgroeien of stilvallen.

"Door de inflatiegolf van de afgelopen jaren zijn consumenten bovendien terughoudender geworden", aldus Swart. "Er wordt minder gekocht, waardoor producenten minder orders ontvangen. Dat versterkt de neerwaartse spiraal."

Woonbranche onder druk
Dit is terug te zien in de woonbranche economische barometer, die een somber beeld zien. In april daalde de barometer naar -8,7, de derde daling op rij en de scherpste van dit jaar. Het consumentenvertrouwen bereikte het laagste niveau in anderhalf jaar, terwijl producenten pessimistischer werden over hun orderportefeuilles en voorraden. De omzet bij woonwinkels daalde opnieuw, al was de krimp minder sterk dan in de voorgaande maand. Dit is een bescheiden lichtpuntje. De enige positieve indicator blijft de woningmarkt. In maart werden 6,4% meer bestaande koopwoningen verkocht dan een jaar eerder.

Toch is de woningbouw de afgelopen jaren flink vertraagd. Volgens Erik Jansen, curator bij het faillissement van Parketfabriek Van Kesteren, speelde dit een rol in het faillissement. "De stikstofcrisis vertraagt nieuwbouwprojecten, wat de vraag naar parket verder heeft doen afnemen. Daarnaast zorgden concurrentie uit China en het wegvallen van houtimport uit Rusland voor een verdere verzwakking."



Personeelstekort en cao-spanning
Een ander structureel probleem blijft het personeelstekort. In veel fabrieken en werkplaatsen blijven vacatures maandenlang onvervuld. Volgens werkgeversvereniging AWVN is er dringend behoefte aan buitenlandse arbeidskrachten, maar staan de fiscale regelingen voor expats onder druk. Zonder aantrekkelijk vestigingsklimaat verliest Nederland de strijd om vaktechnisch talent, van meubelmakers tot logistiek planners.

Tegelijkertijd lopen de loonkosten op. In de interieurbouw en meubelindustrie nemen de spanningen toe. Vakbond FNV heeft op 9 mei een ultimatum gesteld aan brancheorganisatie Koninklijke CBM, met dreiging van acties als niet wordt ingestemd met loonsverhogingen en betere arbeidsvoorwaarden. CBM noemt de eisen "onhaalbaar en onverstandig" en stelt eerder een "concurrerend en constructief eindbod" te hebben gedaan. Volgens de branchevereniging is onder de huidige economische omstandigheden behoedzaam opereren noodzakelijk.

Gebrek aan duidelijkheid remt keuzes
Wat ondernemers vooral parten speelt, is het gebrek aan duidelijkheid vanuit de overheid. "Voor investeringen die tien tot twintig jaar meegaan, hebben bedrijven consistent en toekomstgericht beleid nodig", aldus AWVN. "Als buitenlandse investeerders Nederland vergelijken met andere landen, moet Nederland er gunstig uitspringen. Dat is nu vaak niet het geval."

Voor de interieurbranche betekent dit dat toeleveranciers ervoor kunnen kiezen hun productie elders onder te brengen of helemaal te stoppen. Het gevolg: minder aanbod, hogere inkoopprijzen en een grotere afhankelijkheid van import, vaak tegen lagere kwaliteitsnormen en met onzekere levertijden.

Reageren?
Mail naar [email protected]