De Nederlandse arbeidsmarkt is en blijft krap. Dat is in principe een luxeprobleem, maar vereist toch politieke keuzes, met een langetermijnvisie voor Nederland. De huidige politieke constellatie maakt echter liever geen keuzes. Toch is er een richting te ontwaren. Dat schrijft Marieke Blom, Chief Economist and Global Head of Research bij ING.
© Marieke Blom
'Het is de Dag van de Arbeid. Gisteren kregen we de laatste arbeidsmarktcijfers tot onze beschikking. Deze zonnige eerste mei lijkt symbolisch voor de stand van de arbeidsmarkt: die ligt er zonnig bij, althans vanuit het perspectief van de werkenden. Er zijn net iets meer vacatures dan werklozen. De loonstijgingen zijn sterker dan de prijsstijgingen. En al verwachten we dat de handelsoorlog en de sterke euro wat druk zetten op onze exportpositie en dus op de arbeidsvraag, toch denken we dat de arbeidsmarkt nog lang krap zal blijven.
Was vroeger het creëren van werkgelegenheid een belangrijke politieke opgave, onlangs organiseerde het kabinet een 'arbeidsmarktkraptetop'. Daar werd gesproken over hoe het probleem van de krappe arbeidsmarkt op te lossen. Ik mocht er de aftrap doen. Er moesten daarbij eerst een paar belangrijke punten gemaakt worden. Ten eerste: een krappe arbeidsmarkt is een luxeprobleem. Vervelend voor werkgevers (voor hen is een tekort aan mensen vaak de belangrijkste belemmering voor verdere groei), maar een zegen voor werkenden en uiteindelijk zijn er nu eenmaal meer werkenden dan werkgevers. Wat ook direct impliceert dat we eigenlijk niet per se af willen van de krappe arbeidsmarkt. De politieke doelstelling is het optimaliseren van de arbeidsmarkt, zodat die zo veel mogelijk brede welvaart oplevert. Hier past tenslotte ook nog het korte intermezzo dat er in de hele wereld slechts vier landen zijn waar mensen gemiddeld genomen gelukkiger zijn dan in Nederland. Dit kan later in dit stuk nog belangrijk blijken.
Op de top werd besproken wat er aan de arbeidsmarktkrapte te doen is. Dat wist iedereen eigenlijk al, want daarover zijn al prachtige rapporten en kamerbrieven geschreven en alle aanwezigen waren zeer deskundig. Ik noem kort de oplossingen en kom daarna pas bij het echte probleem.
Er zijn grofweg drie typen oplossing:
Oplossing 1: Meer uren werken
- Per werkende een hoger aantal uren. De experts weten daarover twee dingen. Ten eerste: het gaat vaak over onze deeltijdcultuur, maar per huishouden werken we juist wél vrij veel en hier zit dus niet zoveel rek. Ten tweede: het kan in sommige sectoren (onderwijs, zorg) in theorie helpen, maar in de praktijk lukt het niet om de werkenden hiertoe aan te zetten.
- Meer mensen aan de slag. We kunnen de regels voor pensioen, ziekte en arbeidsongeschiktheid strenger maken, maar – naast de vraag of dit sociaal wenselijk is – lijkt het er ook op dat hierin niet veel ruimte zit.
- Meer mensen uit het buitenland halen. In de praktijk gebeurt dit nog altijd, maar de politiek is er op dit moment huiverig over. Het onderwerp stond daarom op de arbeidsmarktkraptetop gewoon helemaal niet op de agenda.
Oplossing 2: Meer doen per uur
- Bedrijven kunnen productiever worden per uur en zo hun productie opvoeren. Het meeste hiervan kan de overheid niet zo goed aansturen, maar voor zover dit kan komen de maatregelen in de 'productiviteitsagenda'. Klein detail: de krapte gaat er niet mee weg. Als werkenden productiever worden, gaan ze uiteindelijk ook meer verdienen. Met dat inkomen kopen ze meer goederen en diensten, wat de vraag naar arbeid vergroot. Toch is het wel gunstig, want het welvaartsniveau stijgt erdoor.
- De juiste mensen op de juiste plek krijgen. De overheid kan hieraan bijdragen, door leven lang leren te stimuleren en de matching op de arbeidsmarkt te verbeteren. Op dit gebied lopen legio initiatieven, die wel enig effect hebben, maar het ei van Columbus is hier nog niet gevonden.
Oplossing 3: Minder arbeidsvraag uitoefenen
- De overheid kan minder taken en verplichtingen op zich nemen en wat er wel gedaan wordt efficiënter doen. Het kabinet neemt zich wat dit betreft in elk geval voor om flink te snijden in het aantal ambtenaren en de benodigde zorg te leveren met de huidige 1,4 miljoen mensen. Of dit allemaal lukt is wel de vraag.
- Niet alle sectoren in Nederland houden. Het kabinet streeft naar 'de economie die we willen', waarin rekening wordt gehouden met de schaarse mensen, ruimte en energie. Deze ambitie heeft het kabinet echter nog niet concreet ingevuld.
En pas dan zijn we bij het echte probleem. Alle oplossingen – maar vooral het verminderen van de arbeidsvraag – vereisen politieke keuzes. De politiek vindt het echter heel lastig om te kiezen. Dat impliceert namelijk ook verliezers. En, hier kom ik terug op dat geluk, in een land waar mensen gemiddeld genomen behoorlijk gelukkig zijn, is verlies een van de voornaamste risico's. We zien het terug in de Voorjaarsnota, het stikstofbeleid en het klimaatbeleid: echte keuzes maken lukt de politiek op dit moment niet. Deze politieke slakkengang leidt tot een verlies aan kansen op een betere toekomst. Maar gemiste kansen gaan niet stemmen, dus ik zie dit zo snel niet veranderen.
De politiek biedt bedrijven, die daarnaar snakken, dus niet de langetermijnvisie waar ze op hopen. Toch is het niet zo moeilijk om te zien welke kant de arbeidsmarkt in de toekomst op gaat.
Werkenden in Nederland blijven duurder dan elders. De beschikbaarheid van mensen zal beperkt groeien, arbeid blijft relatief schaars, mensen zijn relatief hoogopgeleid, onze arbeidsstandaarden zullen hoog blijven en onze kosten van levensonderhoud ook.
Werk zal veel verder gedigitaliseerd en geautomatiseerd worden. Technologische mogelijkheden voor automatisering en digitalisering nemen toe. Europa en Nederland in het bijzonder zullen daarom meer inzetten op digitalisering en automatisering van werk.
Ruimte blijft duur en schaars. Ook na het doorhakken van stikstofknopen blijft ruimte in Nederland schaars en dus zal de prijs van een vierkante meter hoog blijven. Gemeenten en provincies zullen proberen de hoogst mogelijke toegevoegde waarde per vierkante meter na te streven.
De milieu- en klimaatregels zullen steeds verder aangescherpt worden. Het klimaat blijft – getuige ook deze ongemakkelijk warme dag – veranderen en de grenzen van de planeet zijn we al flink voorbij. Europa zal doorgaan met het beprijzen en normeren van negatieve externe effecten, ook omdat daar een breed publiek draagvlak voor is.
Energie blijft in Europa relatief duur en schaars. Europa is en blijft een continent dat een energietekort heeft. Om geopolitieke en economische redenen zal het continent dus de energiebehoefte willen remmen en overstappen op zoveel mogelijk hernieuwbare energie. De exporten van energie-intensieve producten vanuit Europa naar de rest van de wereld zullen relatief kleiner worden vanwege de relatieve prijs van energie.
Nederland krijgt in het energielandschap een andere positie in Europa. De liggingsvoordelen van Nederland, met een sterk ontwikkelde infrastructuur blijven gunstig voor energie-intensieve spelers, maar Europese landen met veel zon, wind en waterkracht maken een inhaalslag.
We hebben relatief meer mensen nodig voor onze veiligheid. Onze fysieke en zeker ook digitale veiligheidstaan onder druk en vragen om de inzet van mensen en middelen. Dat geldt voor militair personeel, maar ook voor de industrie en cyberexperts.
Stukje bij beetje zullen de bovenstaande factoren beleidsmaatregelen afdwingen. Op zeker moment zullen politici geen andere keuze zien dan te bewegen. Dus werkgevers zullen in de loop van de tijd, via vestigingsvoorwaarden, arbeidsvoorwaarden, lonen, de arbeidsinspectie, milieu- en klimaatregels, belastingen en fysieke infrastructuur hun speelveld zien veranderen in een economie die minder energie, ruimte en arbeidsintensief is dan nu. Heel geleidelijk vormt zich zo onze lange termijn, want zo gaan die dingen in gelukkige landen met een luxeprobleem.'
Meer informatie:
ING
www.ing.nl