Op 4 december 2024 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak in een geschil tussen PVC Recycling Lelystad B.V. en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, nu staatssecretaris voor Openbaar Vervoer en Milieu. Het geschil draaide om de vraag of PVC Recycling zich schuldig had gemaakt aan het illegaal overbrengen van afvalstoffen naar landen buiten de OESO, een praktijk die strijdig is met zowel nationale als internationale milieuwetgeving.
Foto Raad van State/Tineke Dijkstra.
Het bedrijf, gespecialiseerd in het recyclen van PVC-materialen, werd in juni 2023 door de staatssecretaris bevolen om onmiddellijk te stoppen met de overbrenging van vijf containers naar India, Algerije en Guatemala. Deze landen vallen niet onder het OESO-besluit, waardoor de export van PVC-afvalstoffen naar deze landen in strijd is met artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer en artikel 2, onder 35, sub f, van de EVOA.
PVC Recycling betoogde dat de materialen in de containers niet langer als afval beschouwd moesten worden, omdat ze een recyclingproces hadden ondergaan en bestemd waren voor specifieke doeleinden in de ontvangende landen. Echter, de staatssecretaris en uiteindelijk de Raad van State oordeelden dat het bedrijf onvoldoende informatie had verstrekt om te bewijzen dat deze materialen daadwerkelijk de einde-afvalstatus hadden bereikt.
De kern van het probleem lag in het onvermogen van PVC Recycling om aan te tonen dat de gerecyclede materialen aan alle vereisten voldeden om niet langer als afval gezien te worden. Dit omvatte het aantonen van specifieke doeleinden voor het gebruik van de materialen, de aanwezigheid van een markt of vraag naar deze materialen, naleving van technische voorschriften en wetgeving, en het ontbreken van negatieve effecten op het milieu of de menselijke gezondheid.
Deze zaak onderstreept het belang van transparantie en nauwkeurige documentatie in de recyclingindustrie, vooral wanneer het gaat om de internationale handel in gerecyclede materialen. Het illustreert ook hoe strikt de autoriteiten de naleving van milieuwetgeving en internationale overeenkomsten handhaven om ongewenste milieueffecten van afvaltransport over grenzen heen te voorkomen.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor recyclingbedrijven om grondig bewijs te leveren dat hun materialen daadwerkelijk de einde-afvalstatus hebben bereikt alvorens deze te exporteren. Het biedt een duidelijke waarschuwing dat onvoldoende bewijsvoering leidt tot de classificatie van materialen als afval, met alle juridische en financiƫle gevolgen van dien.
Nieuw perspectief
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State biedt het failliete Vinylrecycling mogelijk een nieuw perspectief voor de toekomst. Ondanks de vaststelling dat Vinylrecycling in 2022 onvoldoende informatie had verstrekt over de export van vijf containers met PVC naar India, Algerije en Guatemala, waardoor deze exporten als illegaal werden beschouwd, ziet het bedrijf licht aan het einde van de tunnel.
Het bedrijf, gevestigd in Lelystad en onlangs failliet verklaard, wijst op een cruciaal punt waarop het gelijk kreeg van de rechters. De Raad van State bevestigde dat Vinylrecycling niet verplicht was om aan te tonen dat de ontvangende landen de stoffen niet als afval kwalificeerden, een eis die de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ten onrechte had gesteld volgens het bedrijf. Dit biedt, volgens het bedrijf, niet alleen perspectief voor de recyclingmarkt, maar ook voor een mogelijke doorstart van Vinylrecycling. Met hernieuwd optimisme kijkt de bedrijfsleiding uit naar mogelijkheden om de exportactiviteiten voort te zetten, mits er voldoende informatie wordt verstrekt bij toekomstige exporten. Er hebben zich reeds enkele partijen gemeld bij de curator met interesse in een doorstart, en de bedrijfsleiding staat open voor verdere gesprekken over investeringen, strategische partnerschappen of andere vormen van samenwerking.
Lees hier de complete uitspraak.
Onderstaand een post van Huib van Gulik op LinkedIn: