De Nederlandse consumptie is na de coronacrisis snel hersteld. In het derde kwartaal van 2022 bereikte de consumptie per inwoner weer hetzelfde niveau als voor corona en groeide daarna naar een hoogtepunt in het vierde kwartaal van 2022. In de eerste kwartalen van 2023 daalde de consumptie, maar huishoudens consumeren ondanks de grote prijsstijgingen nog steeds relatief veel. Dit meldt het CBS in het artikel ‘Veranderingen in de consumptie van huishoudens sinds 2015’.
In het eerste kwartaal van 2020 brak de coronapandemie uit. De maatregelen die daarmee gepaard gingen, hadden grote impact op de consumptiemogelijkheden van Nederlandse huishoudens. Vooral de consumptieve bestedingen in de horeca en aan cultuur en recreatie liepen snel terug. Deze veranderingen waren tijdelijk. Het consumptiepatroon in 2022 is vergelijkbaar met dat in de jaren voor 2020. De consumptie van horecadiensten was in het eerste halfjaar van 2023 bijna 20 procent hoger dan voor corona. Ook de consumptie van recreatie- en cultuurdiensten is weer bijna op het niveau van 2019.
Consumptie van diensten boven niveau van 2019
Vooral de consumptie van diensten werd getroffen door de maatregelen tegen corona en bereikte in het tweede kwartaal van 2020 een dieptepunt. Ook in de kwartalen erna bleef de consumptie lager dan voor de coronaperiode. In 2022 was de consumptie van diensten voor het eerst hoger dan in 2019. De consumptie van goederen werd minder sterk belemmerd. Toch was ook hier het effect van corona zichtbaar. Dit kwam door bijvoorbeeld het sluiten van niet-essentiële winkels en door het instellen van een avondklok.
Tijdens corona ruim de helft minder besteed aan horeca
De daling in de consumptie van diensten tijdens corona is vooral terug te voeren op een vermindering van uitgaven aan horeca, recreatie en cultuur. Van 2019 op 2020 werd aan de horeca 57 procent minder uitgegeven en aan de recreatie- en cultuurdiensten 21 procent minder. Ook gaven consumenten minder uit aan vervoer, kleding en schoeisel. Hiertegenover steeg de consumptie van voedingsmiddelen met 7 procent en werd aan woninginrichting en huishouding 8 procent meer uitgegeven.