In 2021 gaf 20 procent van de jongeren tussen de 18 en 30 jaar aan in de komende twee jaar beslist te willen verhuizen. Dat is lager dan in 2015, toen 26 procent zeker wilde verhuizen. Tegelijkertijd is het aandeel jongeren dat zegt wel te willen verhuizen, maar niets te kunnen vinden, meer dan verdubbeld: van 5 procent in 2015 naar 11 procent in 2021. Jongeren in de provincie Groningen zijn het vaakst geneigd te verhuizen. Dat meldt het CBS op basis van recent onderzoek naar de woonsituatie en -beleving van 18- tot 30-jarigen.
Vooral thuiswonende jongeren, en jongeren die een corporatiewoning huren, wilden in 2021 minder vaak beslist verhuizen dan in 2015. Het aandeel 18- tot 30-jarigen dat zegt te willen verhuizen, maar geen andere woning kan vinden, is sinds 2015 het sterkst toegenomen onder jongeren die huren via een private verhuurder.
Jongeren in Groningen overwegen het vaakst te verhuizen
In de provincie Groningen overwogen 18- tot 30-jarigen met 70 procent het vaakst om te verhuizen. Deze verhuisgeneigde jongeren zijn zowel de jongeren die hebben aangegeven beslist wel of misschien te willen verhuizen in de komende twee jaar, als jongeren die wel zouden willen verhuizen, maar niets kunnen vinden. In Zeeland (55 procent) en Overijssel (56 procent) waren relatief weinig jongeren met een verhuiswens.
Meer jongeren willen koopwoning
Van de jongeren tussen de 18 en 30 jaar met een verhuiswens wilde 54 procent naar een koopwoning verhuizen, en 46 procent naar een huurwoning. In 2012 was dit nog respectievelijk 40 en 60 procent. De wens om te kopen verschilde per leeftijdsgroep: in 2021 wilde 42 procent van de jongeren tussen de 18 en 25 jaar het liefst kopen, van de 25- tot 30-jarigen was dat 70 procent.
Ruim helft jongere huishoudens in afgelopen twee jaar verhuisd
Van de huishoudens van 18- tot 30-jarigen zei in 2021 iets meer dan de helft (52 procent) in de afgelopen twee jaar te zijn verhuisd. Bij 18- tot 25-jarige huishoudens (62 procent) was dat hoger dan onder 25- tot 30-jarige huishoudens (47 procent). Ten opzichte van 2012 waren vooral 18- tot 25-jarige huishoudens in 2021 minder vaak verhuisd. Onder huishoudens tussen de 25 en 30 jaar nam dat juist toe.
Als reden voor de recente verhuizing noemden 18- tot 30-jarige huishoudens het vaakst dat ze op zichzelf zijn gaan wonen (24 procent), getrouwd zijn, of zijn gaan samenwonen (15 procent). Verder zei het grootste deel van de jonge huishoudens die zijn verhuisd naar een huurwoning, dat het financieel niet mogelijk was om een woning te kopen (78 procent).
Meer jongeren wonen nog thuis
De afgelopen jaren is het aandeel 18- tot 30-jarigen dat nog bij hun ouders woont toegenomen, van 44 procent in 2012 naar 53 procent in 2021. Ook het aandeel jongeren dat een woning huurt van een private verhuurder is in deze periode gestegen, van 10 naar 15 procent. Daarentegen woonden jongeren in 2021 minder vaak dan in 2012 in een corporatiewoning of in een koopwoning.