De afkoelende economie blijft samengaan met een zeer krappe arbeidsmarkt. Vooral in het onderwijs, de zorg en bij de overheid worden meer uren gewerkt. Op korte termijn is dat vooral goed nieuws voor de economie, maar op termijn zullen de lasten ervoor omhoog moeten.
© Nelosa | DreamstimeFoto ter illustratie. © Nelosa | Dreamstime.com
In het derde kwartaal waren er slechts 372 duizend mensen werkloos, bij 449 duizend vacatures. De spanning op de arbeidsmarkt is – gemeten naar de verhouding tussen werklozen en vacatures – nog steeds bijna twee keer zo groot als voor corona.
Er worden ook echt flink meer uren gemaakt, de arbeidsvraag is dus sinds corona flink toegenomen. Voor veel mensen komt dit als een verrassing, wat is er op de arbeidsmarkt veranderd? Om te zien hoe dit komt vergelijken we het vierde kwartaal van 2019, vlak voor corona, met het derde kwartaal van dit jaar. We kijken naar het aantal gewerkte uren (seizoensgecorrigeerd), dat in totaal 3,4% toenam.
Een deel van de groei zit in de marktsector, dus bij bedrijven. Vooral bij bedrijven in de handel, vervoer en horeca, informatie en communicatie en de zakelijke dienstverlening gingen werd meer gewerkt. Opvallende dalers zijn in er het bedrijfsleven ook: in de landbouw werkten vooral zelfstandigen (een daling van 20%) veel minder uren en bij uitzendbureaus en in de industrie werden er minder uren gemaakt. Per saldo groeide de werkgelegenheid in uren bij bedrijven met 2,2%. Dit duidt op een toename, maar verklaart niet de sterke stijging.
De verklaring vinden we bij de (semi-)overheid. Hier namen de gewerkte uren in dezelfde periode toe met maar liefst 7,4%. Het onderwijs spant de kroon, met een toename van maar liefst 9,9% in de gewerkte uren vergeleken met het vierde kwartaal van 2019. Dit heeft ook te maken met de eenmalige 8,5 miljard euro van het Rijk voor het Nationaal Programma Onderwijs. De groei ontstond in weerwil van berichten dat mensen niet te vinden zijn. Het gaat hier niet alleen om onderwijzers, maar bijvoorbeeld ook om bijlessen, mits deze via school worden aangeboden. Maar ook in het openbaar bestuur (rijk, gemeenten) was de toename met 7,4% hoog, net als in de zorg (6,3%). Dat laatste heeft ook te maken met vaccinaties, testen en corona gerelateerde vraag.
Die stevige groei van gewerkte uren binnen de (semi)overheid heeft belangrijke implicaties. Ten eerste stut de overheid op korte termijn de werkgelegenheid en dus de economie. Het voorkomt dat wegvallende vraag in de marktsector leidt tot een hoogoplopende werkloosheid en dus nog minder vraag. Dit is goed nieuws, ook voor het bedrijfsleven. Het nadeel voor het bedrijfsleven is uiteraard dat zij vaker het onderspit delven in de strijd om talent.
Ten tweede verandert onze economie geleidelijk van samenstelling. Openbaar bestuur, onderwijs en zorg waren vóór corona samen goed voor 23,5% van de totaal gewerkte uren en inmiddels is dit opgelopen tot 24,4%. Iets meer overheid en iets minder markt dus, in lijn met veel pleidooien de afgelopen jaren voor een betere overheid, zorg en onderwijs. Uit een eerdere survey die we hielden maken we op dat hiervoor ook wel draagvlak bestaat. Al zullen critici zich bijvoorbeeld afvragen of kwantiteit wel leidt tot kwaliteit.
Ten derde moet een grotere overheid iets betekenen voor de lastendruk. Dit merken we nu nog niet direct, omdat de overheid nu vooral geld leent om de hogere uitgaven te dekken. Maar op termijn moet een grotere overheid – als al het andere gelijk blijft - samengaan met hogere lasten, wat niet altijd populair is.
Dit heeft ook invloed op het bedrijfsleven. Bij een relatief grotere overheid en hogere lasten zal er relatief iets minder groei zijn voor de markt: huishoudens houden minder over en personeel is minder voorhanden. De overheid neemt ruimte over van het bedrijfsleven in de economie. Een dramatische omslag is het, met een procentpunt, vooralsnog overigens niet.
De kiezer bepaalt of Nederland op termijn kiest voor een grotere overheid met een hogere belastingdruk of het mes weer zet in deze uitgaven. De vraag zal zijn of hogere lasten de kwaliteit van bijvoorbeeld zorg en onderwijs echt verhogen en wie de lasten dragen. We wagen ons daarom alleen aan een voorspelling voor de korte termijn: voorlopig profiteren we vooral van onze overheid die – met geleend geld – een ronkende banenmotor is.
Bron: ING Research
Marieke Blom
[email protected]