In september 2022 kwam het hof Den Haag te oordelen over de aansprakelijkheid van een bouwmarkteigenaar in verband met een gevallen bezoeker. Dit arrest laat enerzijds zien dat een winkeleigenaar rekening moet houden met onoplettende klanten die zich richting een kassa begeven. Anderzijds zal de winkeleigenaar actief moeten toezien op naleving van de huisregels om gevaarlijke situaties te voorkomen dan wel tijdig op te lossen. Hieronder licht Vogelaar Bosch Spijer Advocaten het arrest nader toe.
De Feiten
Op 1 september 2018 bezoekt het slachtoffer een vestiging van Hornbach. Het slachtoffer wil afrekenen en loopt richting de kassa. Terwijl hij naar de kassa loopt, draagt hij een grote zak vissenvoer in zijn armen. Een klant voor hem in de rij heeft enkele minuten eerder naast zich op de grond een aantal elektrabuizen gelegd. Deze buizen zijn grijs van kleur en liggen in het verlengde van de kassarij op een grijze vloer. Het slachtoffer ziet deze buizen niet, stapt hierop en valt op zijn rechter heup en – arm.
Het slachtoffer stelt Hornbach aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW voor de door hem geleden schade. Volgens het slachtoffer levert de aanwezigheid van de buizen op de vloer een gevaarlijke situatie op. Het ligt op de weg van (de medewerkers van) Hornbach te voorkomen dat er buizen op de grond liggen.
Hornbach wijst aansprakelijkheid af. Hornbach stelt dat er geen sprake is geweest van een gevaarlijke situatie. De medewerkers van Hornbach hadden niet hoeven in te grijpen. Hornbach instrueert haar medewerkers iedere dag om in te grijpen bij gevaarlijke situaties. Gevaarlijke situaties bestaan volgens Hornbach echter alleen uit de gevallen waarbij de vloer glad is of een product op de vloer is gevallen. Aangezien een klant buizen op de grond legde is volgens Hornbach geen sprake van een gevaarlijke situatie. Daarom hoefde het personeel niet in te grijpen.
Een gevaarlijke situatie
Voordat het oordeel van de rechter in eerste aanleg wordt besproken, sta ik kort stil bij het juridisch kader. Voor beantwoording van de vraag of Hornbach onrechtmatig handelde door een gevaarlijke situatie te laten (voortbestaan) wordt aansluiting gezocht bij de zogenaamde Kelderluik-criteria:
- De mate van waarschijnlijkheid van niet-nachtneming van vereiste oplettendheid en voorzichtigheid van bezoekers;
- De kans op verwezenlijking van gevaar;
- De ernst van de gevolgen; en
- De mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
Het oordeel
Rechtbank Rotterdam oordeelt in eerste aanleg dat sprake was van een gevaarlijke situatie. Voor de buizen op de grond had aldus door de medewerkers gewaarschuwd moeten worden. Vooral nu medewerkers ter plaatse enkele minuten voor het ongeval de buizen op de grond hadden zien liggen. Het had volgens de rechtbank op hun weg gelegen om de klant dan wel de kassamedewerker ter plaatse aan te spreken.
Volgens de rechtbank heeft Hornbach het slachtoffer hierdoor aan een groter risico blootgesteld dan redelijkerwijs verantwoord was. De rechter acht Hornbach op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk voor de door het slachtoffer geleden schade.
Wel oordeelt de rechtbank dat aan de zijde van het slachtoffer sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. Van het slachtoffer mocht een hogere mate van oplettendheid worden verwacht. Zo mag men als bezoeker van een bouwmarkt zoals Hornbach verwachten dat in de buurt van kassa’s producten op de grond kunnen staan of liggen. Omdat het slachtoffer met een zak vissenvoer in zijn armen naar de kassa liep, werd zijn zicht op de vloer geblokkeerd. Het slachtoffer had meer zicht kunnen hebben door gebruik te maken van een winkelmand of – kar. Hierdoor acht de rechter de schade mede een gevolg van een aan het slachtoffer toe te rekenen omstandigheid. Volgens de rechtbank dient 25 procent van de schade voor rekening van het slachtoffer te komen. Hornbach laat het er niet bij zitten en gaat in hoger beroep bij het hof Den Haag.
Hoe oordeelt het hof?
Hornbach verzoekt het hof om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de vordering van het slachtoffer volledig af te wijzen. Indien het hof Hornbach wel aansprakelijk acht, verzoekt Hornbach het hof een hoger percentage eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer in rekening te brengen. Hornbach voert hiertoe de volgende grieven aan:
- Het gevaar dat klanten niet goed om zich heen kijken was voor Hornbach niet voorzienbaar;
- De kans op letsel na het stappen op een buis niet groot;
- De medewerkers hadden niet geïnstrueerd behoeven te worden inzake het verwezenlijkte gevaar;
- Hornbach heeft het slachtoffer niet aan een groter risico blootgesteld dan redelijkerwijs verantwoord was; en
- De schade is volledig dan wel in een groter deel te wijten aan het slachtoffer zelf.